Recept voor ribollita met Cavalo Nero
een gerecht tussen een soep en een stoof in.
Lekker warme en stevige soep gegeten in het bos op een winterse dag!
Week een pond gedroogde cannellini- of witte bonen een nacht. Gebruik hiervoor geen bonen uit blik. Kook ze daarna in een grote pan met veel water, twee eetlepels zout, een takje salie, twee goeie scheuten olijfolie en een teen knoflook tot ze zacht zijn, maar niet stuk. Giet af en bewaar het kookvocht.
Snijd een goed, oud brood (liefst zuurdesem) in grove stukken en rooster die goudbruin in de oven. Maak een flinke bos cavolo nero schoon, verwijder de harde middennerf uit de bladeren en scheur de rest in repen. De palmkool die traditioneel in ribollita gaat, kun je als het echt moet vervangen door z’n wat lompere Hollandse nicht boerenkool, alleen dan.
Maak de soffrito (de basis waar veel italiaanse gerechten mee beginnen): Snijd de winterpenen, de uien en de stengels bleekselderij echt mooi fijn. Fruit dit zachtjes in een goeie laag olijfolie en wat zout tot ze zacht en zoet (maar niet bruin) en gaar zijn.
Voeg de gepelde tomaten toe en laat een kwartier pruttelen.
Doe het bonenkookvocht, het brood en de kool bij het groentemengsel. Voeg eventueel nog wat water toe zodat de boel onder staat. Laat twee uur zachtjes koken.
Pureer de helft van de bonen met een staafmixer of aardappelstamper. Doe samen met de hele bonen door de soep en roer tot het een geheel wordt met het brood en de bouillon.
Breng heel zorgvuldig op smaak met flink wat zout, peper, rode wijnazijn en lekkere olijfolie – bijna alsof je een salade aanmaakt. Ribollita smaakt het best als je hem de volgende dag eet!
En, maak een grote hoeveelheid: ook heel lekker uit de vriezer.
Bron: Recept van Milan Gataric (restaurant Lux)