Jeukende handen, ingrijpen of niet?

We hebben jeukende handen, ’t liefst trekken we de biodiversiteit direct het bos in.

“Laat voedselbossen met rust (zeker een jaar of 4/5), en volg wel vanaf het begin hoe het zich ontwikkelt.” Dat is de theorie.

Inmiddels hebben we vrijwel alle bomen en struiken aangeplant, en zijn we bezig met delen van de kruidlaag. Maar een voedselbos is vooral een les in geduld….

jonge meidoorn, nu nog een spriet straks een mooie grote boom die schaduw geeft.

En dat is lastig want: de eerste jaren groeien er kleine sprietjes van bomen en struiken middenin onkruid zoals distels, brandnetels, zuring en gras….  niet altijd even spectaculair om te tonen, want:
het grote transformatieproces speelt zich af in de bodem, buiten ons zicht.
Bezoekers zien aan het begin van een rondleiding een woeste brandnetelpartij en zien aan het einde pas de structuur van het groeiende bos…

 

Vaak jeuken onze handen om in te grijpen, maar we weten dat we geduld moeten hebben….

Veel voedselbosplantensoorten zijn afkomstig uit bossen, zij voelen zich beter tussen al dat onkruid dan wanneer ze vol in de zon zouden staan.
En toch blijft het vreemd om te zeggen: “kijk tussen deze brandnetels staat een rij blauwe bessen…..”

Voedselbosplanten staan niet graag in de volle zon.

Bovengronds lijkt het (naar onze maatstaven) tergend langzaam te gaan, maar als het goed is bouwt ondertussen het (bos)bodemleven zich op. Dat bodemleven zal gaan zorgen voor een steeds gezondere basis voor het voedselbos, zodat er een langjarig systeem kan ontstaan.

Aan de veranderingen in het onkruid (beter gezegd het “bij-kruid”) kun je al veel zien over wat er onder de grond gaande is. Dit jaar staan er nog heel veel brandnetels en gras, maar de distels hebben zich inmiddels teruggetrokken.

En de blauwe bessen?
Die staan graag in de halfschaduw. Die wordt nu nog geleverd door de brandnetels, en straks door de bomen (die nu nog sprietjes zijn). Die bomen zullen dan voor (half-)schaduw gaan zorgen en de bomen  worden vanzelf groot. Het gras en de brandnetels zullen dan voor een groot deel verdreven zijn door de schaduw
Er is nu ook een voordeel, de brandnetels verstoppen de bessen, zodat de vogels er een paar voor ons over laten.

Gras blijkt ook een verstikkende plant. De wortels van het gras trekken voeding van de plant weg, en de wortels vormen een  ondoordringbare bovenste laag van de bodem waar het water ook nog eens slecht doorheen kan gaan. Gelukkig helpt de mol ons door her en der de grasmat keurig kapot te maken.

Het gras en de brandnetels geven ons kopzorgen en onze handen jeuken: weghalen die brandnetels en dat gras of toch de natuur zelf z’n evenwicht laten vinden. Brandnetel is immers ook een nuttige plant: waardplant voor allerlei insecten, met haar wortels maakt ze de grond lekker los, ze is eetbaar, lekker en gezond (in pesto, soep en als thee) en je kunt er vezels voor bijvoorbeeld touw en zelfs kleding van maken!

We besluiten om te schipperen: we laten brandnetels en gras staan waar dat kan en zorgen dat diezelfde brandnetels en gras de struiken niet zullen verstikken.